Nieuwe versies Richtlijn en Codes van Goede Praktijk n.a.v. het Tijdelijk Handelingskader PFAS

Gepubliceerd op 25-03-2024 10:54

In het “Tijdelijk handelingskader voor het gebruik van PFAS-houdende bodemmaterialen” worden nieuwe evaluaties en analyses geïntroduceerd. Hoe deze moeten uitgevoerd worden, staat beschreven in een Richtlijn en 2 Codes van Goede Praktijk. Een nieuwe versie van deze documenten werd op de website van OVAM gepubliceerd.

foto: (c) Janssens Quinten verhuur & grondwerken uit Hovefoto: (c) Janssens Quinten verhuur & grondwerken uit Hove

Deze Richtlijn en de 2 Codes van Goede Praktijk werden in het verleden al eens gepubliceerd op de website van OVAM, maar na een evaluatie bleek dat er nog enkele aanpassingen noodzakelijk waren. De nieuwe versies van de codes van goede praktijk werden nu op vraag van de OVAM door de minister voor advies voorgelegd aan de Raad van State.

Een overzicht van de voornaamste wijzigingen (niet-limitatief):  (bron: website Grondwijzer.be)

  • Code van Goede Praktijk “Uitvoering van een uitlogingstest ter bepaling van de uitloogbaarheid van PFAS uit bodem en bodemmaterialen
    • De terminologie werd aangepast: zo spreken we bijvoorbeeld voor PFOS en PFOA niet meer over de waarde vrij gebruik, maar wel over de toetsingswaarde voor vrij gebruik;
    • Er wordt verduidelijkt wat er bedoeld wordt met “de op dat moment geldende CMA- of WAC-procedures”;
    • De uitlogingstest kan uitgevoerd worden door middel van een één-traps schudtest, door deze te berekenen of aan de hand van een kolomtest. Voor deze laatste werd echter geen kader uitgewerkt;
    • Als uitloogvloeistof moet gebruik worden gemaakt van CaCl2 (0,01 M) in plaats van ultrapuur water. Hierdoor zou een representatievere uitloging bekomen worden;
    • Er wordt een modelmatige aanpak van de bepaling van de uitloogconcentraties voorgesteld. Naarmate meer metingen van Kd-waarden in Vlaamse bodem beschikbaar worden, zal het mogelijk zijn hieruit een representatieve Kd-waarde  te bepalen om in berekeningen toe te passen. Momenteel zijn de selectie van een geschikte Koc of Kd-waarde en de onderbouwing van deze keuze de verantwoordelijkheid van de erkend bodemsaneringsdeskundige en dient deze opgenomen te worden in het technisch verslag;
    • Er wordt verduidelijkt dat de uitloging bepaald moet worden voor elk staal van de representatieve mengstalen waarop PFAS bepaald werd volgens de minimale staalnamestrategie waarvoor de concentratie van minstens één indicatieve of kwantitatieve PFAS-component hoger is dan de maximale rapportagegrens.

 

  • Code van Goede Praktijk “Opmaak kwaliteitstoets bij vrij gebruik van PFAS-houdend bodemmateriaal in een waterwingebied en bij onderwatertoepassingen”
    • De terminologie werd aangepast: zo spreken we bijvoorbeeld voor PFOS en PFOA niet meer over de waarde vrij gebruik, maar wel over de toetsingswaarde voor vrij gebruik;
    • Er wordt verduidelijkt wat er bedoeld wordt met “de op dat moment geldende CMA- of WAC-procedures”;
    • Indien de bodemmaterialen voldoen aan de toetsingswaarden voor vrij gebruik en er is hergebruik BINNEN de kadastrale werkzone gepland:
      • de kadastrale werkzone is gelegen in een waterwingebied of beschermingszone: er moet ​een kwaliteitstoets uitgevoerd worden; 
      • de kadastrale werkzone is NIET gelegen in een waterwingebied of beschermingszone: er moet ​geen kwaliteitstoets uitgevoerd worden (ook niet bij gebruik onder water); 
    • Er wordt verduidelijkt dat de uitloging bepaald moet worden voor elk staal van de representatieve mengstalen waarop PFAS bepaald werd volgens de minimale staalnamestrategie waarvoor de concentratie van minstens één indicatieve of kwantitatieve PFAS-component hoger is dan de maximale rapportagegrens.

 

  • De Richtlijn “Bepaling gemiddelde grondwaterconcentratie PFAS in de kadastrale werkzone”
    • ​De terminologie werd aangepast: zo spreken we bijvoorbeeld voor PFOS en PFOA niet meer over de "waarde vrij gebruik", maar wel over de "toetsingswaarde voor vrij gebruik";
    • Er wordt verduidelijkt wat er bedoeld wordt met “de op dat moment geldende CMA- of WAC-procedures”;
    • Indien bestaande peilbuizen voldoen aan CMA-procedure CMA/1/A.2 “Staalname grondwater” mogen deze gebruikt worden voor de bepaling van de gemiddelde grondwaterconcentratie;
    • Indien het grondwater zich meer dan 8 m onder het maaiveld bevindt kan in sommige gevallen het aantal te plaatsen peilbuizen gehalveerd worden.

Aangezien de documenten momenteel voor advies werden voorgelegd aan de Raad van State benadrukken we dat deze codes voorlopig enkel informatief ter beschikking worden gesteld en dat deze nog niet definitief aanvaard zijn.

bron:

https://www.grondwijzer.be/nieuwsbericht/nieuwe-versies-richtlijn-en-codeshttps://ovam.vlaanderen.be/codes-van-goede-praktijk-en-richtlijn-bij-tijdelijk-handelingskader-pfas?