Nieuwe werken- en aanbestedingsaanpak voor Nederlandse en Vlaamse infrastructuur

Gepubliceerd op 04-01-2021 10:41

Vlaanderen en Nederland worden op het vlak van infrastructuur met dezelfde uitdagingen geconfronteerd. In Vlaanderen dateert de infrastructuur zoals in Nederland in belangrijke mate van na de tweede wereldoorlog en bevindt zich daardoor aan het einde van zijn levenscyclus. Tegelijk worden aan de infrastructuur heel wat nieuwe eisen gesteld. Dit noopt de overheden tot een nieuwe aanpak voor de investeringsplanning en voor de bevraging van de aannemers: een evolutie die de Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) van nabij volgt en mee vorm wil geven.

De gelijkaardige uitdagingen voor de Nederlandse en Vlaamse infrastructuur zijn duidelijk tot uiting gekomen op een recente Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst over infrastructuur, een organisatie van het Consulaat-generaal van Nederland in Antwerpen in samenwerking met onder meer Rijkswaterstaat en Bouwend Nederland enerzijds en VCB en het departement MOW (Mobiliteit en Openbare Werken) anderzijds.

Terwijl zowel in Vlaanderen als in Nederland een belangrijk deel van de infrastructuur zich aan het einde van zijn levenscyclus bevindt, worden aan die infrastructuur ook heel wat nieuwe eisen gesteld: circulair en modulair bouwen winnen aan belang, het wagenpark wordt elektrischer, andere logistieke patronen ontstaan door de reshoring van de industrie en er is de intensievere integratie van infrastructuur in energienetwerken en stadsweefsels. Tenslotte is er nog de uitdaging van de uitvoeringscapaciteit.

Meerjarige samenwerking

Die gelijkaardige uitdagingen openen voor Vlaamse en Nederlandse infrabedrijven heel wat opportuniteiten. Tegelijk kunnen beide landen nog heel wat van elkaar leren. De recente Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst is dan ook maar het startpunt van een meerjarige serie van Vlaams-Nederlandse samenwerkingsactiviteiten, gericht op de uitwisseling van kennis, op het delen van ‘best practices’  en op de uitbouw van publiek-private netwerken aan weerszijden van de grens.  Er zijn in elk geval nog veel opportuniteiten voor Vlaamse bouwbedrijven op het vlak van infrastructuurwerken in Nederland. De Vlaams-Nederlandse netwerkbijeenkomst pastte dan ook perfect in het VCB-project “Bouwen aan internationalisering”, dat ondersteund wordt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikeling (EFRO). 

Een belangrijke vraag is bijvoorbeeld hoe de investeringsbehoeften op het vlak van infrastructuur op een realistische manier kunnen worden ingevuld. In Nederland wordt nu onderzocht hoe de golf aan noodzakelijke projecten kan worden omgevormd naar een vlakkere curve. Daarbij rijzen vragen zoals: hoe de werken beter spreiden, hoe uiteenlopende werken beter bundelen en hoe met levensverlenging omgaan? In Nederland is ook sprake van het meer bundelen van projecten, zoals van gelijkaardige bruggen en tunnels. Ook in Vlaanderen heeft de sector daar al enige ervaring mee. Illustratief daarbij is bijvoorbeeld de gezamenlijke aanpak van de bruggen over het Albertkanaal.

Werken met bouwteams en D&B

Een andere vraag heeft te maken met de organisatie van de marktbevraging bij de aannemers. Zowel in Vlaanderen als in Nederland wordt bij aanbestedingen alles nog zoveel mogelijk op voorhand uitgeklaard zodat na de bekendmaking contact tussen aannemer en aanbesteder maximaal kan worden vermeden. Maar de belangstelling voor alternatieve aanbestedingsformules groeit. In Nederland verlopen nu ongeveer 10% van de aanbestedingen via bouwteams, zowel bij de gemeenten als bij Rijkswaterstaat. Ook in Vlaanderen beginnen overheden te experimenteren met Design & Build-formules. Volgens de VCB zullen bouwteams tot een snellere realisatie van het Vlaamse herstelplan leiden. Dit plan moet al de komende jaren worden uitgerold.

Een interessante case in dit verband is het experiment van Lantis voor de Oosterweelverbinding met een NEC4-aanbestedingsmodel (of New Engineering Contract) op basis van een ‘target’ kost. Als de prijs onder dat streefdoel blijft, delen opdrachtgever en opdrachtnemer in de winst. Bij een hogere prijs delen zij in het verlies. De opdrachtgever draagt dus mee verantwoordelijkheid en deelt in de risico’s. Een waarschuwingssysteem maakt het voor de opdrachtnemer duidelijk dat hij meer te winnen heeft met actie nu dan met claims achteraf. De klemtoon ligt sterk op operationele eerder dan op juridische aspecten. Dit NEC4-contract treedt begin 2021 in voege.

 

Bron: VCB